Contents
Wat is het verhaal van Adam en Eva?
Wie zijn Adam en Eva? Je hebt vast wel eens van ze gehoord: Adam en Eva. Wie waren zij, en wat is hun verhaal?
Volgens het bijbelboek Genesis is Adam de eerste man en Eva de eerste vrouw Ze mochten van alle bomen eten, behalve van de boom van de kennis van goed en kwaad.
Je hebt vast wel eens van ze gehoord: Adam en Eva. Wie waren zij, en wat is hun verhaal? Volgens het bijbelboek Genesis is Adam de eerste man en Eva de eerste vrouw. Ze woonden in het Paradijs. Volgens Genesis 2 vormde God eerst Adam uit stof en aarde en blies hem levensadem in de neus.
Wat voor fruit at Eva?
Al talloze keren, van glas-in-loodraam tot Desperate Housewives, werd Eva met een appel in de hand afgebeeld. Maar het idee van de appel dook pas in de zeventiende eeuw op. De Bijbel zelf benoemt de vrucht niet die tot de zondeval leidde.
Wat betekent de zondeval?
De zondeval is een theologisch concept in het christendom dat stelt dat zonde in de wereld kwam met de gebeurtenissen in het verhaal in Genesis 3, over de schending van Adam en Eva (de eerste mensen) van Gods verbod van de boom van de kennis van goed en kwaad te eten (Genesis 2:17), de ‘oerzonde’.
Wat mochten Adam en Eva niet eten?
Van welke vrucht mochten Adam en Eva niet eten? Veel mensen zijn op zoek naar de Liefde in de vorm van zelfliefde of liefde van een ander. Ze zoeken deze liefde zowel buiten zichzelf als binnen in zichzelf. Het lukt hen echter lang niet altijd deze liefde te vinden.
- Vaak is er kritiek op zichzelf en op anderen, waardoor ze uit verbinding gaan.
- De vraag die ik hen dan stel is: ” Van welke boom mochten Adam en Eva niet eten ?” En nee, ik ben geen pastoor of dominee en wil zeker geen bijbels praatje houden.
- Maar dit oude verhaal welke in de Bijbel wordt verteld, heeft een mooi psychologisch tintje waar wij allen ons voordeel mee kunnen doen.
In de Bijbel wordt God gezien als Liefde. Dus Adam en Eva liepen naakt, dus kwetsbaar met de Liefde in het hof van Eden en alles was goed. Ze verdroegen elkaar en liepen gelukkig rond in die wereld. Ze mochten alles, behalve het eten van die ene boom, die centraal stond in dit gebied.
Weet u nog van welke boom ze de vruchten niet mochten eten? De meesten onder u zullen zeggen: een appel. En zoals op de meeste middeleeuwse schilderijen te zien is, staat daar ook een appelboom. Helaas, dat staat niet in de bijbel. Een appelboom zou ook niet kunnen groeien in het klimaat van het Midden-Oosten.
Wat er wel staat is dat ze niet mochten eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Wat wordt ons hier in feite geleerd? Als je kennis hebt van goed en kwaad kan je oordelen over anderen en over jezelf. Als je oordeelt over het gedrag van de ander, dan plaats je jezelf boven deze persoon.
- Op dat moment verbreek je de verbinding.
- Een verbinding waar we allen zo naar verlangen.
- Vanuit verbinding kunnen we immers afstemmen, waardoor we ons veilig voelen.
- Door die veiligheid kunnen we reageren zoals we zijn, oftewel authentiek reageren.
- En dat maakt weer dat er liefde is en de weg voor intimiteit en seksualiteit in verbinding open ligt.
Maar we kunnen ook oordelen over onszelf. Dan is de Innerlijke Criticus aan het woord. Deze Innerlijke Criticus kan soms erg groot en allesoverheersend zijn. Die heeft overal een mening over en zegt vaak wat jij ” moet ” doen en wat je ” fout ” doet. De kans is dan groot dat jouw opvoeders aan het woord zijn en dat dit deel al op zeer jonge leeftijd in jou geactiveerd is.
- Het doel van de Innerlijke Criticus is dan ook positief: het wil in verbinding blijven met de mensen om zich heen en wil jou dus beschermen tegen verstoting en afwijzing.
- Daarom tracht die jou en je Vrije Kind te onderdrukken door je regeltjes op te leggen.
- En in jou gebeurt dan precies wat je buiten jou wilt voorkomen: je gaat uit verbinding in jezelf.
De verbinding met je Vrije Kind wordt opgeheven en je Verwonde Kind komt ervoor in de plaats. De weg naar een minderwaardig gevoel ligt dan open, een weg die door de Innerlijke Criticus in stand wordt gehouden en die je vaak een ongelukkig gevoel geeft.
Als kind konden we niet kiezen hoe onze ouder en verzorgers met ons omgingen en wat ze van ons eisten. We moesten het simpelweg ondergaan en hadden geen keuze. Als volwassene daarentegen heb je wel die keuze. Je kan kiezen naar welk stemmetje je luistert en zo je eigen weg bepalen, een weg die je soms niet alleen wilt bewandelen en waar je begeleiding voor kan vragen bij een Innerlijke Kind Coach.
Je mag leren wat de intenties zijn van je Innerlijke Criticus, je mag ernaar luisteren en zien welke emoties er onder zitten (meestal is dat angst). Je mag leren dat jouw Innerlijke Criticus soms erg moe is en het fantastisch vindt dat jij als Volwassene een deel van zijn taken overneemt.
Dit kan een start zijn van een boeiende reis, waarbij je leert welke pijnstukjes je nog in je draagt. Je kan leren wat je tekort bent gekomen als kind en wat jij er als volwassene aan kunt doen. Bovenal kun je leren inzien, dat jij net zo reageert op je eigen Verwonde Kind, dan je ouders vroeger op jou, een inzicht die vaak tot verandering leidt.
Ervaar je dit dan leer je te zien wat je toen en ook nu nog nodig hebt. Door te leren jezelf datgene te geven wat je als kind tekort bent gekomen, doorbreek je de vicieuze cirkel waarin je misschien terecht bent gekomen. Je laat je Volwassen deel prefereren boven je kritische deel.
Wie was de eerste zoon van Adam en Eva?
Kaïn & Abel, Van Abraham tot Zacharia. Thema’s uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater, Louis Goosen – DBNL Zoek alles Zoeken naar auteurs Zoeken naar titels Zoeken in teksten (1993) – –
waren de twee eerste zonen van » en werden geboren na de verdrijving uit het paradijs. Kaïn was landbouwer, Abel schaapherder. Jahwe zag genadig neer op het offer van de door Abel aangeboden lammeren; op de door Kaïn geofferde vruchten van de grond sloeg hij geen acht. Kaïn werd woedend en sloeg zijn broer dood. Jahwe trof de moordenaar met een vloek: zijn grond zou niets meer opbrengen en hij was gedoemd als een vagebond over de aarde te zwerven. Om te voorkomen dat Kaïn gedood zou worden, merkte Jahwe hem met een teken. Kaïn stichtte een stad, die hij naar zijn oudste zoon Henoch noemde. Uit Henochs geslacht stamde de trotse en gewelddadige Lamech, die zich twee vrouwen nam. Lamechs nakomelingen werden de voorouders van de veehoeders (Jabal), de muzikanten (Jubal) en de smeden (Tubal-Kaïn). Kaïns nageslacht staat in de bijbel tegenover dat van Set, de derde zoon van Adam en Eva. Via een lange rij aartsvaders, onder wie op de zevende en dus bevoorrechte plaats de rechtgelovige en door Jahwe opgenomen (tweede) Henoch, werd Set de voorvader van ». Passages uit latere, niet-bijbelse, joodse Kaïn-verhalen werden ook in het christendom van het Westen bekend, onder meer door Hieronymus en door de 12e-eeuwse auteur Petrus Comestor. Zo is er het verhaal dat Lamech en Tubal-Kaïn tijdens een jacht bij vergissing Kaïn doodden. Over Lamech gaat een middeleeuwse legende dat hij door zijn vrouwen werd gedood. Het verhaal van Kaïn en Abel toont voor de eerste maal in de bijbel de herhaaldelijk voorkomende bevoorrechting van de jongere boven de oudere broer (», », »): Gods weg loopt anders dan die van de mensen. De afwijzing en acceptatie van het offer door Jahwe in deze oude stamoverlevering hebben alles te maken met de, tot in de oertijd teruggeprojecteerde, maatschappelijke en culturele tegenstellingen tussen herders en landbouwers, nomaden en gevestigde lieden. Helemaal duidelijk is de reden, waarom Jahwe het ene offer wel en het andere niet aanvaardt, niet. De joodse overlevering vermoedt tekorten bij rituele onderdelen van het offer; de christelijke vooral het gemis aan de goede instelling bij Kaïn. De moord is in de interpretatie van de bijbel zelf (Wijsh.2,12-20 en 10,3; 1 Joh.3,12) de consequentie van de eerste overtreding, de eerdere opstand van de mensen (Adam en Eva) tegen God, en de doodslag heeft geweld en demoralisering tot gevolg, afgestraft door de zondvloed (»). Abels offer, een lam immers, werd al in het vroege christendom christologisch geduid als type van Jezus’ offerdood. Vanaf | |
Offer van Kaïn en Abel, façade van de abdijkerk in Saint-Gilles (Gard), 1150-79. | |
de vroege middeleeuwen, met als voorlopers de 6e-eeuwse afbeeldingen van Abel in het koor van de San Vitale en de San Apollinare in Classe in Ravenna, gold het offer ook als prefiguratie van de eucharistie. Soms hanteert Kaïn op westerse afbeeldingen van de broedermoord een in de bijbel niet genoemd ezelskakebeen. Het stamt ongetwijfeld uit een Angelsaksische traditie en wordt wel verklaard uit de klankovereenkomst van ‘cinban’ (ezelskakebeen) en ‘Cain bana’ (Kaïn-broedermoordenaar), hetgeen aannemelijker klinkt dan de ook wel gehoorde verklaring uit de associatie van het ezelskakebeen met een demonische, alles verslindende hellemuil. Misschien heeft ook het tegen de Filistijnen gehanteerde wapen van » deze voorstelling beïnvloed. Doorgaans hanteert Kaïn op de voorstellingen knots, schoffel of zeis. In een betrekkelijk constant iconografisch schema komen in reeksen bijbelillustraties en bijbelse voorstellingen drie Kaïn-en-Abeltaferelen voor: offer, moord, straf. Op Bernwards bronzen deuren 1015 in Hildesheim is in vergelijking met het gangbare schema (Abel links, Kaïn rechts) de voorstelling omgekeerd, zodat de moordenaar Kaïn als enige van de vele figuren aan de deuren links buiten het kader van de lijsten kan worden geplaatst. Als offergave biedt Kaïn meest veldvruchten, Abel een lam aan (fresco ca.1150 Pürgg). Soms geeft de op- of neerwaartse richting van de rook van de offergaven de aanvaarding of verwerping ervan aan (gewelfschildering 1325-50 Birkerød in Denemarken). Bij de straf kijkt Kaïn verschrikt, vaak met uitgestrekte armen, op naar de uit de wolken gestoken hand van ». Naast deze drie scènes zijn er, echter minder vaak, afbeeldingen van gebeurtenissen uit de jeugd van de broers, zoals hun geboorte (Caedmon-Genesis 11e eeuw Oxford; mozaïek 13e eeuw San Marco Venetië) en hun arbeid met en onderricht door Adam (Ashburnham-codex 7e eeuw Londen); van de begrafenis van Abel (met het treurende ouderpaar al op een fresco in de catacombe aan de Via Latina 4e eeuw Rome; illustratie in de Holkham-bijbel 14e eeuw), van Kaïn als stichter van zijn stad (met vrouw en kind Henoch: miniaturen in 11e-eeuwse handschriften, zoals de genoemde Genesis uit Oxford; bouwend aan de stad in een Aelfric-parafrase) en van de moord van Lamech op Kaïn (bewaard in Byzantijnse bijbels uit de 11e en 12e eeuw, wellicht teruggaand op 5e-6e-eeuwse voorbeelden; de Bijbel van Roda ca.1000; 13e-eeuwse reliëfs aan de kathedralen te Bourges en Auxerre). Op een van de 12e-eeuwse kapitelen van Meester Gislebertus in Autun doorboort een pijl de hals van Kaïn. Soms draagt Kaïn een hertegewei, wellicht als Kaïnsteken (kapiteel Vézelay), wellicht ter aanduiding van de vergissing door Lamech en Tubal-Kaïn. Aan een fries van de 12e-eeuwse kerk te San Quirce (provincie Bourgos) is een Kaïn-en-Abel-cyclus op de metopen door een Adam-en-Eva-cyclus op de kraagstenen heen geweven. Een goed voorbeeld van de typologische functie verschaft een miniatuur uit het Oscot-psalterium (14e eeuw), waarop taferelen met het lijden van Jezus omgeven zijn door medaillons waarin het verhaal van het offer en de moord wordt verteld. De associatie met de eucharistie blijkt uit afbeeldingen van het offer van Abel op middeleeuwse liturgische voorwerpen (email op draagaltaar van Stavelot 1150-60, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Brussel). In de 13e-15e-eeuwse typologische literatuur ( Speculum -literatuur begin 13e eeuw; Biblia Pauperum vanaf ca.1300) vergezelt een bewening van Abel de kruisafname of de bewening van Jezus. Tubal-Kaïn en Jubal smeden op 15e-eeuwse afbeeldingen van de kruisiging de spijkers voor de te kruisigen Jezus (paneel uit Haarlem ca.1470 en houtsnede in Speculum ca.1475, beide Catharijneconvent Utrecht). Uit de 15e eeuw resten reliëfs met de broedermoord van Jacopo della Quercia 1425-38 (portaal San Petronio Bologna), Ghiberti 1425-52 (paradijsdeuren baptiste- | |
rium Florence) en van Bellano ca.1460 (koor San Antonio te Padua). Rembrandt tekende in 1650 de doodslag (met een ezelskakebeen!) realistisch met een ontzette, weerloze Abel en een treurende God in de wolken. Rubens’ titanische moord bij een smeulend altaar (kort na zijn terugkeer uit Italië in 1608) toont de invloed van Michelangelo. Schilderijen zijn er in de 16e eeuw onder meer van de hand van Titiaan (schilderij in de Santa Maria della Salute Venetië ca.1543), Tintoretto ca.1560 in de Accademia te Venetië, Kruisiging en smedende Jubal en Tubal-Kaïn, houtsnede in een Speculum Humanae Salvationis van een Nederlandse Meester, ca.1475. Catharijneconvent Utrecht. Jubal en Tubal-Kaïn, uitvinders – zo zegt het onderschrift – van de muziekkunst en de kunst van het smeden, verwijzen naar de nagels van Jezus’ kruis, dat zij – weer volgens het onderschrift – smedend voorspelden. Floris ca.1555, uit de 17e eeuw van Goltzius 1613, Cavallino ca.1645, Passante ca.1650 (met Abel als groot liggend naakt), Preissler 1654, Deforêts 1680, De Deyster ca.1700 in de Hallen te Damme; uit de 18e eeuw van Costanzi 1751, uit de 19e eeuw van Boulanger de Boifremont 1803. Van de schilderwerken van Lutti 1691 en van Dietrich ca.1750 (met het verwijt van Jahwe aan Kaïn) geven de tekening van Wagner uit 1746 en de gravure van Daullé uit 1761 een idee. Blake hernam het thema van de rouwende Adam en Eva ca.1800. Cormons gigantische doek uit 1880 over de vlucht van Kaïn is gevuld met | |
prehistorische fantasieën. Een gouache van Chagall 1911 toont Abel vluchtend voor Kaïn. En op Grosz’ Kain oder der zweite Weltkrieg (1944 New York) draagt de vertwijfelde moordenaar de snor van een afzichtelijke Führer. De rouwklacht van Adam en Eva over Abel was vanaf Van Leyden (kopergravure ca.1520) tot in de 19e eeuw (Helmsauer gravure Georg Grosz, Kain oder der zweite Weltkrieg, doek, 1944. Nalatenschap Georg Grosz, New York.1807) een graag weergegeven onderwerp bij de grafici (Magnasco twee houtsneden ca.1700) en bij schilders (onder meer Lastman 1624 Rembrandthuis Amsterdam; Sacchi ca.1640: alleen Adam; Ribera ca.1650; Goltzius 1613, Ablasser en Angst, beiden 1733 en Mechau 1771). Ondanks dramatische mogelijkheden, die | |
bewerkingen voor het toneel zouden doen verwachten, is de Kaïn-en-Abel-stof in de middeleeuwen toch hoegenaamd niet zelfstandig verwerkt. De tragedie kreeg een plaats in de vele Adam-en-Eva-stukken (Lutwin 13e eeuw), in sacramentsspelen (1497, 1599), paasspelen (1571), die op de typologie voortbouwden, en in de mysteriespelen, die zich graag met Kaïns aard en motieven bezighielden. Uit de 14e eeuw is een Auto de Cain y Abel bewaard. Na de reformatie werden Kaïns ongeloof en twijfel naar voren gebracht (Voith 1538, Macropedius 1552) en het verschil onder de kinderen van Eva voorgesteld als grondslag voor het onderscheid der standen (Sachs Comedie von den ungleichen Kinder Evae 1553). In de 17e en 18e eeuw was het thema gewild en werd het in drama (Metastasio 1732) of idylle (Gessner Der Tod Abels 1758) nu eens vanuit Kaïns dan weer vanuit Abels problematiek, die nu echter vrijwel geseculariseerd is, behandeld: voor de dogmatische lading verdween de interesse. Deze tendens werd voortgezet in het drama van Byron (1821, bewerkt tot muziekdrama door D’Albert/Bulhaupt 1890), waarin Kaïn staat voor een prometheïsche nihilist. In de moderne tijd plaatsen auteurs de Kaïn-Abel-tegenstelling in problematische situaties van concrete, eigentijdse personages: oorlog (romans van De Unamuno y Jugo 1917, Anderberg 1948, Goytisolo 1955) of rassentegenstelling en familievetes (romans van Reyles Raza de Cain 1900, Elin-Perin Zernja 1922, Steinbeck East of Eden 1952). Vanaf de 18e eeuw spelen vrouwen achter de ontwikkelingen en gedragingen van de hoofdpersonen een ijverzuchtige of erotische rol (Weise 1704, Grandmougin ca.1890 en Heyse 1904). In de 18e eeuw ontstond een aantal oratoria, soms met de hoofdaandacht voor Kaïn (Stölzel eerste helft 18e eeuw en Radoux 1877), meestal voor de dood van Abel (Pergolesi; De Leo/Metastasio 1732; Vannucci 1757; Umstatt en Perry 1877; een oratorium van Caldara/Metastasio 1732); een enkele maal voor Jubal (Mackenzie 1889 The Dream of Jubal ). Von Weingartner/Nadel schreven op het gegeven van de eerste broedermoord een opera 1914, Badings een ballet met elektronische muziek 1956 en Lattua een muziekspel 1957. Ebach 1980; Michel 1958; Rothschild 1934. |
Wie is de auteur van de Bijbel?
De Bijbel is geschreven door meer dan 40 auteurs. De boeken van de Bijbel zijn toegeschreven aan de helden van het Joodse en Christelijke geloof. Mozes kreeg de credits voor de eerste vijf boeken van de Bijbel, meest van de profeten kregen de credits voor de boeken die naar ze genoemd zijn, etc.
Hoe oud zijn we in het paradijs?
‘Hoe oud ben je? Ook jij hoeft niet met dat lijf van je naar het paradijs. Mannen krijgen hun lichaam terug van toen ze 33 waren.’ Hij kijkt schalks. ‘En de vrouwen zijn allemaal 18.’
Hoe oud ben je in het paradijs?
Leeftijd in het Paradijs Wist je dat in het Paradijs iedereen 33 jaar zal zijn en niet zal verouderen? De mensen van het Paradijs zullen dit in de meest perfecte en prachtigste verschijning betreden. Net zoals hun vader Adam (vrede zij met hem) die door Allah met Zijn Eigen Hand is geschapen, Die hem heeft geperfectioneerd en in de beste vorm heeft geschapen.
Eenieder die het Paradijs zal betreden zal dat doen zoals Adam was. Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Allah heeft Adam geschapen naar Zijn Beeld. En zijn lengte was zestig armlengten eenieder die het Paradijs betreedt, zal de vorm van Adam hebben: zestig armlengten” (al-Boekhaarie en Moeslim).
De leeftijd van eenieder die het Paradijs betreedt is de leeftijd van kracht en jeugd, namelijk 33 jaar oud. Moe c aadh ibn Djabal (moge Allah genadig met hem zijn) heeft overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “De mensen van het Paradijs zullen deze kaal en baardloos betreden, hun ogen besmeerd met Koehl en de leeftijd van drieëndertig jaar.” (at-Tirmidhie, Sahieh verklaard door Sheikh al-Albaanie in Sahieh ul-Djaami c ).
Wat gebeurde er toen Eva van de appel at?
Eva gaf de appel aan Adam, en zij aten er goed van. De eerste mens gaf – toen hij ter verantwoording geroepen werd door God – zijn vrouw Eva de schuld van alles. Zij had hem ‘verleid’ tot het eten van de appel uit de boom van goed en kwaad. En zo is de zonde, én het einde van paradijselijk leven een feit.
Wat is de moeder belofte?
God belooft satan het mensenleven uit te werken. Hij sticht een vijandschap die je nog het beste kunt vergelijken met de natuurlijke reactie van het lichaam op bedorven voedsel. De tekst van vanochtend wordt wel de moederbelofte genoemd.
Welk jaar kwamen Adam en Eva?
Adam en Eva ouder dan gedacht NOS Nieuws • vrijdag 16 mei 2014, 15:37 • Aangepast vrijdag 16 mei 2014, 15:56 Nederlandse wetenschappers hebben een geschreven versie van het verhaal over Adam en Eva ontdekt die ouder is dan het bijbelboek Genesis. Het verhaal staat op kleitabletten uit de 13de eeuw voor Christus.
Daarmee is het zo’n 800 jaar ouder dan Genesis. De zogenoemde Ugaritische kleitabletten werden in 1929 gevonden in Syrië en in de jaren 70 werden ze ontcijferd. De taal op de tabletten is Ugaritisch, een taal die verwant is aan het Hebreeuws. Onderzoekers Marjo Korpel en Johannes de Moor van de Protestantse Theologische Universiteit hebben de tabletten bestudeerd en opnieuw geïnterpreteerd.
Ze maakten hun ontdekking bekend in het boek Adam, Eve and the Devil, dat vandaag verschijnt. Volgens de onderzoekers wordt er op de tabletten een verhaal verteld over de god Adam die in een gevecht verwikkeld is met een kwaadaardige god. De laatstgenoemde wil de baas van alle goden worden.
- De strijd speelt zich af in de ‘wijngaard van de grote goden’.
- In het verhaal vermomt de kwade god zich als een slang die de ‘boom des levens’ vergiftigt.
- Ook bijt hij Adam en die verandert hierdoor van een god in een sterfelijk wezen.
- Als troost krijgt de mensheid toch het eeuwige leven: via voortplanting.
Om dat mogelijk te maken krijgt Adam een ‘goedaardige vrouw’ van de zonnegodin. Bijbelonderzoekers veronderstellen al langer dat er een ander verhaal over Adam aan de basis van het scheppingsverhaal ligt. Die mythe was echter nooit gevonden. Deel artikel: : Adam en Eva ouder dan gedacht
Welk beeld heb ik van God?
4. Achtergrondinfo – De Bijbel leert ons hoe God de mens geschapen heeft naar Zijn beeld en gelijkenis. Zo lezen we in het Genesisverhaal: “God sprak: `Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend” (Willibrordvertaling, Gn.1,26a). Dat is een merkwaardige uitspraak, omdat in Thora ook duidelijk staat dat het verboden is beelden te maken van God.
- Vanuit Bijbels perspectief is er immers niets in of aan God dat zichtbaar voorgesteld kan worden, Hij is de gans Andere.
- Daarom – zo argumenteert filosoof Paul Moyaert – “past een beeldloze godsdienst beter bij een goddelijke werkelijkheid die boven alle zinnelijkheid is verheven”,
- De idee dat God alles overstijgt en veel groter is dan alles in de wereld, leeft nog altijd voort in het jodendom en in de islam, waarin nog altijd geen afbeelding van God mag worden gemaakt.
In het christendom, daarentegen, is het beeldverbod vanwege Christus geleidelijk aan minder streng geworden en werd het tijdens het Tweede Concilie van Nicea (787) afgeschaft. Door Zijn menswording is God immers niet langer de absoluut onvoorstelbare (cf.112 – Incarnatie ).
Daarom argumenteren christenen dat we ons sinds Jezus een beeld van Zijn wezen mogen vormen. Zo spreekt Jezus in het Evangelie van Johannes: “Wie Mij ziet, ziet de Vader. Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader? Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?” (Willibrordvertaling, Joh.14,9b-10a).
In de Oosterse kerken worden iconen (voorstellingen van Christus, de Moeder Gods en de heiligen) zelfs als heilig beschouwd. Volgens de Catechismus van de katholieke Kerk is de christelijke beeldenverering niet in strijd met het eerste gebod, omdat de eer die aan het beeld bewezen wordt, bestemd is voor degene die afgebeeld wordt (en dus niet voor het beeld zelf).
Op die manier verwijzen ook iconen door naar het eeuwig onveranderlijke, Volgens moraaltheoloog Roger Burggraeve is het antwoord op de vraag of het menselijk beeld-van-God-zijn niet in tegenspraak is met de idee van een beeldloze God eigenlijk zeer duidelijk: “Juist omdat de mens zelf naar Gods beeld en gelijkenis geschapen is, mag de mens op zijn beurt van God geen beelden meer maken”,
Anders gezegd, als God Zijn eigen beeld maakt, dan hoeven wij zelf geen beeld meer van Hem te maken. Om deze paradox te begrijpen, is het nodig om dieper in te gaan op Gn.1,26 zelf, Het Hebreeuwse woord voor ‘beeld’ is ‘tselem’ en wordt vooral gebruikt om er een representatieve afbeelding mee aan te duiden.
Het gaat dus niet om een concrete visuele weergave, maar om het pure beeld dat ontdaan is van iedere concrete inhoud of vorm. Tselem is een algemeen woord dat op een relatie wijst, een analogie aangeeft en iets aanwezig stelt dat afwezig is, ‘Gelijkenis’ of ‘demut’ is een meer algemene term die wijst op gelijkaardigheid.
Volgens Burggraeve wil deze term een verdere uitleg geven van het begrip ‘beeld’, wat impliceert dat de mens op een of andere manier aan God gelijkaardig is. Dit wijst op een sterke affiniteit en nabijheid tussen God en mens, “Juist omdat de mens zelf naar Gods beeld en gelijkenis geschapen is, mag de mens op zijn beurt van God geen beelden meer maken” – Roger Burggraeve De idee dat wij gelijkaardig zijn aan God, kan leiden tot een erg verheven beeld van de mens.
De mens wordt op die manier de eerste en de laatste, alfa en omega, de enige en totale zingever. Een dergelijke antropocentrische lezing verliest echter de geschapenheid van de mens uit het oog. Wij zijn niet onze eigen oorzaak, maar we ontvangen het bestaan. Wij zijn er dankzij een Ander dan onszelf. De erkenning van onze geschapenheid vraagt een houding van nederigheid, die de eigen relativiteit en grenzen aanvaardt.
In onze onafhankelijkheid en zelfbepaling dragen wij immers steeds ook een spoor van afhankelijkheid en gegevenheid. Een geschapen mens beseft zijn niet-almacht en zal zichzelf dan ook nooit verheffen tot het centrum van de wereld. Als dusdanig zijn wij gelijkaardig aan God, maar tegelijkertijd ook verschillend en onderscheiden. flickr Sharon Tate Soberon, “Male and Female He Created Them.” De vraag is nu op welke manier de mens het beeld van God kan zijn. Vermits God radicaal verschilt van al wat geschapen is, kan ‘naar Gods beeld geschapen zijn’ alleen maar betekenen dat de mens beeld is van Iemand die onzichtbaar en niet lichamelijk (beeldloos) is.
We mogen ook niet vergeten dat volgens Genesis 1 alleen de mens geschapen is naar Gods beeld, wat bijgevolg de mens duidelijk onderscheidt van de dieren, terwijl de mens fysisch gezien toch heel wat met hen gemeen heeft. Hiermee wordt onmiddellijk de meest voor de hand liggende interpretatie van fysische gelijkenis tussen God en mens uitgesloten.
Het is dan ook niet toevallig dat men het menselijk beeld-van-God-zijn veeleer in de lijn van spirituele verwantschap heeft gezocht. De mens zou door zijn geestelijke vermogen (verstand, vrije wil, zelfbewustzijn) die hij met God zou delen, op Hem gelijken.
- Dit idee vinden we bijvoorbeeld terug bij de 13 de -eeuwse theoloog Thomas van Aquino.
- Roger Burggraeve vraagt zich echter af of dit geen – door het Griekse denken beïnvloede – onderwaardering inhoudt van hart en emotie, fantasie en creativiteit.
- In ieder geval, zo argumenteert Burggraeve, zijn er in het Eerste Testament te weinig verwijzingen naar het ‘beeld van God’ om de bovenstaande suggesties met zekerheid te poneren,
“God trekt zich terug en geeft de mens de volledige mogelijkheid en vrijheid, maar ook de volledige verantwoordelijkheid om God gelijk te worden” Door het beeld van God te verbinden met de geestelijke vermogen van de mens bewegen de bovenstaande interpretaties zich vooral op zijnsvlak.
Een benadering vanuit het handelen kan hierbij een interessante verruiming bieden. Een dergelijke perspectief sluit volgens Burggraeve overigens meer aan bij het joodse denken, waarin vooral het actieve doen en leven centraal staat, Als dusdanig wordt beeld-van-God-zijn niet zozeer essentialistisch opgevat, maar veeleer relationeel en als een roeping.
De mens wordt beeld van God door wat hij/zij doet met betrekking tot zijn medemens, de aarde en de dieren. In deze context brengt Roger Burggraeve een verassende lezing van Gn.1,26-27: de mens is geschapen naar Gods beeld, maar niet naar Zijn gelijkenis.
God doet weliswaar de belofte om de mens te scheppen naar Zijn beeld en gelijkenis (cf. Gn.1,26), maar in de tekst blijkt later dat het woord ‘gelijkenis’ achterwege wordt gelaten (cf. Gn.1,27). Burggraeve verwijst naar de orthodoxe kerkvaders die dat verschil ook hebben opgemerkt. Hierbij ontwikkelden zij de gedachte van de groei: God schept de mens naar Zijn beeld, waarna Hij zich terugtrekt.
Als dusdanig is de mens nog niet helemaal geschapen wanneer hij geschapen is. God legt Zijn eigen voetprint neer in de mens als een potentialiteit. En dan is het aan de mens. God trekt zich terug en geeft de mens de volledige mogelijkheid en vrijheid, maar ook de volledige verantwoordelijkheid om God gelijk te worden, maxpixel Een meer actieve, dynamische interpretatie van het menselijk beeld-van-God-zijn begint bij het relationeel openstaan van de mens. Dat de mens beeld van God is, betekent dan dat de mens een interpersoonlijke relatie kan aangaan. Als geschapen wordt de mens immers in staat gesteld en geroepen om met zijn Schepper in een unieke relatie te treden.
- Naar Gods beeld’ wordt op die manier begrepen als een naar-God-toe geschapen zijn, dat tegelijk gave en opgave is,
- Deze relatie tussen God en mens wordt bovendien weerspiegeld in de relationele en sociale dimensie van de menselijke natuur.
- De mens is immers pas mens in relatie tot God, de mens en de wereld.
In dit perspectief is het feit dat God menselijke wezens schiep als man en vrouw betekenisvol, Zo schrijft paus Johannes Paulus II dat “de mens niet alleen door zijn eigen mens-zijn beeld en gelijkenis van God is geworden, maar ook door de gemeenschap van personen die man en vrouw van het begin af vormen () De mens wordt niet zozeer beeld van God op het moment van de eenzaamheid maar eerder op het moment van de gemeenschap”,
Dat de mens beeld van God is, betekent dat de mens een interpersoonlijke relatie kan aangaan” De notie ‘beeld van God’ verwijst in Genesis evenwel niet alleen naar een relationeel openstaan van de mens, maar ook naar een roeping en opdracht. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de mens in Gn.1,26 – onmiddellijk volgend op de proclamatie van het beeld-zijn en dus als explicitatie hiervan – de taak krijgt toebedeeld om te “heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt” (Willibrordvertaling, Gn.1,26b),
Critici als historicus Lynn White en bio-ethicus Peter Singer beweren dat dat de Bijbel zo een vrijgeleide zou geven aan de mens om de wereld rondom hem aan zijn macht te onderwerpen. Volgens paus Franciscus is dit echter een onjuiste interpretatie. Uit het feit dat wij geschapen zijn naar het beeld van God en uit de opdracht om de aarde te onderwerpen, mag volgens Franciscus geen absolute heerschappij over de andere schepselen worden afgeleid, wikimedia Alex Nordstrom/Wikimedia Commons Hoe dienen we de scheppingsopdracht in Genesis dan wel te begrijpen? Burggraeve stelt dat, net omdat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis, hij de schepping dient verder te zetten. God heeft een beeld van zichzelf in Zijn scheppingswereld geplaatst: hij legt de wereld in de handen van de mens om in de plaats van God – en dus zoals God – met de wereld om te gaan.
Deze omgang kan daarom ook niet willekeurig gebeuren, maar enkel scheppend, zoals God zelf de wereld begon te scheppen. Als beeld van God wordt de mens met andere woorden geroepen om mede-schepper te te worden. Slechts in zoverre de mens zijn schepsellijke verantwoordelijkheid en uitverkiezing persoonlijk beaamt en opneemt, stelt hij God aanwezig als beeld en gelijkenis,
De Nederlandse theologe Ellen van Wolde besluit: “Dit tekenkarakter van de mens door de tijd heen die krachtens zijn/haar geschapen zijn lijkt op God, geldt voor alle mensen: man en vrouw, hetero en homo, jong en oud. Alleen voorzover een mens mens is, kan hij/zij een beeld van God zijn.
Wat is de nieuwste taal ter wereld?
Esperanto Zie voor andere betekenissen van Esperanto. Esperanto Vlag Auteur Jaar 1887 Gebruikt in (120 landen ) Gebruikers Circa 63.000 Gereguleerd door Classificatie Algemeen Naar doel
- internationale hulptalen
- wereldtalen
Naar herkomst
- a posteriori-talen
- gebaseerd op diverse, heterogene Europese talen
Taalcodes -1 eo -2(B) epo -3
Portaal |
Esperanto is een internationale taal. De taal is ontworpen door, een afkomstig uit het Poolse gedeelte van het, In 1887 publiceerde hij onder het Dr. Esperanto – “iemand die hoopt” – het eerste boek over de taal met de titel: Internacia lingvo – Antaŭparolo kaj plena lernolibro ( Een internationale taal – Voorwoord en volledig leerboek ).
- De taal werd echter bekend onder Zamenhofs pseudoniem en kreeg zo de naam Esperanto.
- Het Esperanto is speciaal ontworpen om mensen uit verschillende culturen met elkaar te laten communiceren.
- De gedachte is dat een eenvoudige, neutrale taal ervoor zorgt dat eventuele nationale belangen tussen partijen buitenspel worden gezet, zodat de sprekers van verschillende talen op gelijkwaardige voet met elkaar kunnen communiceren.
Zo kunnen leerlingen zich meer op hun gemak voelen om een vreemde taal te gebruiken, zeker in contact met moedertaalsprekers ( native speakers ). Met Esperanto zijn er in principe geen bevoorrechte moedertaalsprekers en wordt de gelijkheid die men koppelt aan het concept ” bewaard en geïllustreerd.
Wat zijn de oudste talen ter wereld?
Wat is de oudste taal ter wereld? – Niemand weet echt zeker welke taal ‘s werelds oudste is, aangezien er enorme verschillen zijn tussen oude gesproken talen en hun geschreven vormen. Talen evolueren ook in de loop van de tijd, waardoor hun moderne equivalenten totaal onherkenbaar zijn vanuit hun oorspronkelijke vorm.
- Veel van de moderne talen van de wereld komen voort uit een mix van verschillende talen, waardoor ze totaal verschillen van hun oorspronkelijke basistaal.
- Taalkundigen hebben echter vastgesteld dat ‘s werelds oudste geschreven taalvorm hoogstwaarschijnlijk de twee oude talen van het Sumerisch zijn, gesproken in Mesopotamië (het huidige Irak) van ongeveer 3.000 voor Christus tot ongeveer 1.800 voor Christus en Egyptisch, gesproken in het hedendaagse Egypte, van rond 3.000 voor Christus tot ongeveer de 17e eeuw.
De oudste, nog bestaande, gesproken talen ter wereld zijn geïdentificeerd als Albanees, Armeens, Bantoe, Baskisch, Tamil en Welsh, hoewel sommige taalkundigen nu van mening zijn dat de Australische inheemse taal van Pama Nyungan het goed zou kunnen hebben overleefd sinds de laatste ijstijd.
Wat schiep God als eerste?
Tekstfragment – IN het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de geest van God zweefde over de wateren. Toen zei God: ‘Er moet licht zijn!’ En er was licht. En God zag dat het licht goed was.
- God scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde God dag, en de duisternis noemde Hij nacht.
- Het werd avond en het werd ochtend; dat was de eerste dag.
- En God zei: ‘Er moet een uitspansel zijn tussen de wateren, een afscheiding tussen het ene water en het andere.’ En God maakte het uitspansel; Hij scheidde het water onder het uitspansel van het water erboven.
Zo gebeurde het. Het uitspansel noemde God hemel. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de tweede dag. En God zei: ‘Het water onder de hemel moet naar één plaats samenvloeien, zodat het droge zichtbaar wordt.’ Zo gebeurde het. Het droge noemde God land, en het samengevloeide water noemde Hij zee.
- En God zag dat het goed was.
- En God zei: ‘Het land moet zich tooien met jong groen gras, zaadvormend gewas en vruchtbomen die ieder naar zijn soort hun vruchten dragen, met zaad erin.’ Zo gebeurde het.
- En uit het land schoot jong groen op, gras, zaadvormend gewas, in allerlei soorten, en bomen die ieder naar zijn soort hun vruchten droegen, met zaad erin.
En God zag dat het goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de derde dag. En God zei: ‘Er moeten lichten zijn aan het hemelgewelf, die de dag van de nacht zullen scheiden; zij moeten als tekens dienen, voor zowel de feesten als voor de dagen en de jaren, en als lampen aan het hemelgewelf om de aarde te verlichten.’ Zo gebeurde het.
- God maakte de twee grote lampen, de grootste om over de dag te heersen, de kleinste om te heersen over de nacht, en Hij maakte ook de sterren.
- God gaf ze een plaats aan het hemelgewelf om de aarde te verlichten, om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht van de duisternis te scheiden.
En God zag dat het goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de vierde dag. En God zei: ‘Het water moet wemelen van dieren en boven het land moeten de vogels vliegen langs het hemelgewelf.’ Toen schiep God de grote zeemonsters* en al de krioelende dieren, waar het water van wemelt, soort na soort, en al de gevleugelde dieren, soort na soort.
En God zag dat het goed was. God zegende ze en Hij sprak: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk het water van de zee, en laat de vogels talrijk worden op het land.’ Het werd avond en het werd ochtend; dat was de vijfde dag. En God zei: ‘Het land moet levende wezens voortbrengen van allerlei soort: tamme dieren, kruipende dieren en wilde beesten van allerlei soort.’ Zo gebeurde het.
God maakte de wilde beesten op het land, soort na soort, de tamme dieren, soort na soort, en alles wat over de grond kruipt, soort na soort. En God zag dat het goed was. En God zei: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.
God zegende hen, en God sprak tot hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ En God zei: ‘Hierbij geef Ik alle zaadvormende gewassen op de hele aardbodem aan jullie, en alle bomen met zaaddragende vruchten; zij zullen jullie tot voedsel dienen.
Maar aan alle wilde beesten, aan alle vogels van de lucht en aan alles wat over de grond kruipt, aan alles wat dierlijk leven heeft, geef Ik al het groene gewas als voedsel.’ Zo gebeurde het. God bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was.
- Het werd avond en het werd ochtend; dat was de zesde dag.
- Hoofdstuk 2 Zo werden de hemel en de aarde voltooid, en alles waarmee ze toegerust zijn.
- Op de zevende dag bracht God het werk dat Hij verricht had tot voltooiing.
- Hij rustte op de zevende dag van al zijn werk dat Hij verricht had.
- God zegende de zevende dag en maakte hem heilig, want op die dag rustte God van al het werk dat Hij scheppend tot stand had gebracht.
Dit is de geschiedenis van het ontstaan van de hemel en de aarde, zoals ze geschapen zijn.
Wat gebeurde er toen Eva van de appel at?
Eva gaf de appel aan Adam, en zij aten er goed van. De eerste mens gaf – toen hij ter verantwoording geroepen werd door God – zijn vrouw Eva de schuld van alles. Zij had hem ‘verleid’ tot het eten van de appel uit de boom van goed en kwaad. En zo is de zonde, én het einde van paradijselijk leven een feit.
Wie was de eerste zoon van Adam en Eva?
Kaïn & Abel, Van Abraham tot Zacharia. Thema’s uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater, Louis Goosen – DBNL Zoek alles Zoeken naar auteurs Zoeken naar titels Zoeken in teksten (1993) – –
waren de twee eerste zonen van » en werden geboren na de verdrijving uit het paradijs. Kaïn was landbouwer, Abel schaapherder. Jahwe zag genadig neer op het offer van de door Abel aangeboden lammeren; op de door Kaïn geofferde vruchten van de grond sloeg hij geen acht. Kaïn werd woedend en sloeg zijn broer dood. Jahwe trof de moordenaar met een vloek: zijn grond zou niets meer opbrengen en hij was gedoemd als een vagebond over de aarde te zwerven. Om te voorkomen dat Kaïn gedood zou worden, merkte Jahwe hem met een teken. Kaïn stichtte een stad, die hij naar zijn oudste zoon Henoch noemde. Uit Henochs geslacht stamde de trotse en gewelddadige Lamech, die zich twee vrouwen nam. Lamechs nakomelingen werden de voorouders van de veehoeders (Jabal), de muzikanten (Jubal) en de smeden (Tubal-Kaïn). Kaïns nageslacht staat in de bijbel tegenover dat van Set, de derde zoon van Adam en Eva. Via een lange rij aartsvaders, onder wie op de zevende en dus bevoorrechte plaats de rechtgelovige en door Jahwe opgenomen (tweede) Henoch, werd Set de voorvader van ». Passages uit latere, niet-bijbelse, joodse Kaïn-verhalen werden ook in het christendom van het Westen bekend, onder meer door Hieronymus en door de 12e-eeuwse auteur Petrus Comestor. Zo is er het verhaal dat Lamech en Tubal-Kaïn tijdens een jacht bij vergissing Kaïn doodden. Over Lamech gaat een middeleeuwse legende dat hij door zijn vrouwen werd gedood. Het verhaal van Kaïn en Abel toont voor de eerste maal in de bijbel de herhaaldelijk voorkomende bevoorrechting van de jongere boven de oudere broer (», », »): Gods weg loopt anders dan die van de mensen. De afwijzing en acceptatie van het offer door Jahwe in deze oude stamoverlevering hebben alles te maken met de, tot in de oertijd teruggeprojecteerde, maatschappelijke en culturele tegenstellingen tussen herders en landbouwers, nomaden en gevestigde lieden. Helemaal duidelijk is de reden, waarom Jahwe het ene offer wel en het andere niet aanvaardt, niet. De joodse overlevering vermoedt tekorten bij rituele onderdelen van het offer; de christelijke vooral het gemis aan de goede instelling bij Kaïn. De moord is in de interpretatie van de bijbel zelf (Wijsh.2,12-20 en 10,3; 1 Joh.3,12) de consequentie van de eerste overtreding, de eerdere opstand van de mensen (Adam en Eva) tegen God, en de doodslag heeft geweld en demoralisering tot gevolg, afgestraft door de zondvloed (»). Abels offer, een lam immers, werd al in het vroege christendom christologisch geduid als type van Jezus’ offerdood. Vanaf | |
Offer van Kaïn en Abel, façade van de abdijkerk in Saint-Gilles (Gard), 1150-79. | |
de vroege middeleeuwen, met als voorlopers de 6e-eeuwse afbeeldingen van Abel in het koor van de San Vitale en de San Apollinare in Classe in Ravenna, gold het offer ook als prefiguratie van de eucharistie. Soms hanteert Kaïn op westerse afbeeldingen van de broedermoord een in de bijbel niet genoemd ezelskakebeen. Het stamt ongetwijfeld uit een Angelsaksische traditie en wordt wel verklaard uit de klankovereenkomst van ‘cinban’ (ezelskakebeen) en ‘Cain bana’ (Kaïn-broedermoordenaar), hetgeen aannemelijker klinkt dan de ook wel gehoorde verklaring uit de associatie van het ezelskakebeen met een demonische, alles verslindende hellemuil. Misschien heeft ook het tegen de Filistijnen gehanteerde wapen van » deze voorstelling beïnvloed. Doorgaans hanteert Kaïn op de voorstellingen knots, schoffel of zeis. In een betrekkelijk constant iconografisch schema komen in reeksen bijbelillustraties en bijbelse voorstellingen drie Kaïn-en-Abeltaferelen voor: offer, moord, straf. Op Bernwards bronzen deuren 1015 in Hildesheim is in vergelijking met het gangbare schema (Abel links, Kaïn rechts) de voorstelling omgekeerd, zodat de moordenaar Kaïn als enige van de vele figuren aan de deuren links buiten het kader van de lijsten kan worden geplaatst. Als offergave biedt Kaïn meest veldvruchten, Abel een lam aan (fresco ca.1150 Pürgg). Soms geeft de op- of neerwaartse richting van de rook van de offergaven de aanvaarding of verwerping ervan aan (gewelfschildering 1325-50 Birkerød in Denemarken). Bij de straf kijkt Kaïn verschrikt, vaak met uitgestrekte armen, op naar de uit de wolken gestoken hand van ». Naast deze drie scènes zijn er, echter minder vaak, afbeeldingen van gebeurtenissen uit de jeugd van de broers, zoals hun geboorte (Caedmon-Genesis 11e eeuw Oxford; mozaïek 13e eeuw San Marco Venetië) en hun arbeid met en onderricht door Adam (Ashburnham-codex 7e eeuw Londen); van de begrafenis van Abel (met het treurende ouderpaar al op een fresco in de catacombe aan de Via Latina 4e eeuw Rome; illustratie in de Holkham-bijbel 14e eeuw), van Kaïn als stichter van zijn stad (met vrouw en kind Henoch: miniaturen in 11e-eeuwse handschriften, zoals de genoemde Genesis uit Oxford; bouwend aan de stad in een Aelfric-parafrase) en van de moord van Lamech op Kaïn (bewaard in Byzantijnse bijbels uit de 11e en 12e eeuw, wellicht teruggaand op 5e-6e-eeuwse voorbeelden; de Bijbel van Roda ca.1000; 13e-eeuwse reliëfs aan de kathedralen te Bourges en Auxerre). Op een van de 12e-eeuwse kapitelen van Meester Gislebertus in Autun doorboort een pijl de hals van Kaïn. Soms draagt Kaïn een hertegewei, wellicht als Kaïnsteken (kapiteel Vézelay), wellicht ter aanduiding van de vergissing door Lamech en Tubal-Kaïn. Aan een fries van de 12e-eeuwse kerk te San Quirce (provincie Bourgos) is een Kaïn-en-Abel-cyclus op de metopen door een Adam-en-Eva-cyclus op de kraagstenen heen geweven. Een goed voorbeeld van de typologische functie verschaft een miniatuur uit het Oscot-psalterium (14e eeuw), waarop taferelen met het lijden van Jezus omgeven zijn door medaillons waarin het verhaal van het offer en de moord wordt verteld. De associatie met de eucharistie blijkt uit afbeeldingen van het offer van Abel op middeleeuwse liturgische voorwerpen (email op draagaltaar van Stavelot 1150-60, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Brussel). In de 13e-15e-eeuwse typologische literatuur ( Speculum -literatuur begin 13e eeuw; Biblia Pauperum vanaf ca.1300) vergezelt een bewening van Abel de kruisafname of de bewening van Jezus. Tubal-Kaïn en Jubal smeden op 15e-eeuwse afbeeldingen van de kruisiging de spijkers voor de te kruisigen Jezus (paneel uit Haarlem ca.1470 en houtsnede in Speculum ca.1475, beide Catharijneconvent Utrecht). Uit de 15e eeuw resten reliëfs met de broedermoord van Jacopo della Quercia 1425-38 (portaal San Petronio Bologna), Ghiberti 1425-52 (paradijsdeuren baptiste- | |
rium Florence) en van Bellano ca.1460 (koor San Antonio te Padua). Rembrandt tekende in 1650 de doodslag (met een ezelskakebeen!) realistisch met een ontzette, weerloze Abel en een treurende God in de wolken. Rubens’ titanische moord bij een smeulend altaar (kort na zijn terugkeer uit Italië in 1608) toont de invloed van Michelangelo. Schilderijen zijn er in de 16e eeuw onder meer van de hand van Titiaan (schilderij in de Santa Maria della Salute Venetië ca.1543), Tintoretto ca.1560 in de Accademia te Venetië, Kruisiging en smedende Jubal en Tubal-Kaïn, houtsnede in een Speculum Humanae Salvationis van een Nederlandse Meester, ca.1475. Catharijneconvent Utrecht. Jubal en Tubal-Kaïn, uitvinders – zo zegt het onderschrift – van de muziekkunst en de kunst van het smeden, verwijzen naar de nagels van Jezus’ kruis, dat zij – weer volgens het onderschrift – smedend voorspelden. Floris ca.1555, uit de 17e eeuw van Goltzius 1613, Cavallino ca.1645, Passante ca.1650 (met Abel als groot liggend naakt), Preissler 1654, Deforêts 1680, De Deyster ca.1700 in de Hallen te Damme; uit de 18e eeuw van Costanzi 1751, uit de 19e eeuw van Boulanger de Boifremont 1803. Van de schilderwerken van Lutti 1691 en van Dietrich ca.1750 (met het verwijt van Jahwe aan Kaïn) geven de tekening van Wagner uit 1746 en de gravure van Daullé uit 1761 een idee. Blake hernam het thema van de rouwende Adam en Eva ca.1800. Cormons gigantische doek uit 1880 over de vlucht van Kaïn is gevuld met | |
prehistorische fantasieën. Een gouache van Chagall 1911 toont Abel vluchtend voor Kaïn. En op Grosz’ Kain oder der zweite Weltkrieg (1944 New York) draagt de vertwijfelde moordenaar de snor van een afzichtelijke Führer. De rouwklacht van Adam en Eva over Abel was vanaf Van Leyden (kopergravure ca.1520) tot in de 19e eeuw (Helmsauer gravure Georg Grosz, Kain oder der zweite Weltkrieg, doek, 1944. Nalatenschap Georg Grosz, New York.1807) een graag weergegeven onderwerp bij de grafici (Magnasco twee houtsneden ca.1700) en bij schilders (onder meer Lastman 1624 Rembrandthuis Amsterdam; Sacchi ca.1640: alleen Adam; Ribera ca.1650; Goltzius 1613, Ablasser en Angst, beiden 1733 en Mechau 1771). Ondanks dramatische mogelijkheden, die | |
bewerkingen voor het toneel zouden doen verwachten, is de Kaïn-en-Abel-stof in de middeleeuwen toch hoegenaamd niet zelfstandig verwerkt. De tragedie kreeg een plaats in de vele Adam-en-Eva-stukken (Lutwin 13e eeuw), in sacramentsspelen (1497, 1599), paasspelen (1571), die op de typologie voortbouwden, en in de mysteriespelen, die zich graag met Kaïns aard en motieven bezighielden. Uit de 14e eeuw is een Auto de Cain y Abel bewaard. Na de reformatie werden Kaïns ongeloof en twijfel naar voren gebracht (Voith 1538, Macropedius 1552) en het verschil onder de kinderen van Eva voorgesteld als grondslag voor het onderscheid der standen (Sachs Comedie von den ungleichen Kinder Evae 1553). In de 17e en 18e eeuw was het thema gewild en werd het in drama (Metastasio 1732) of idylle (Gessner Der Tod Abels 1758) nu eens vanuit Kaïns dan weer vanuit Abels problematiek, die nu echter vrijwel geseculariseerd is, behandeld: voor de dogmatische lading verdween de interesse. Deze tendens werd voortgezet in het drama van Byron (1821, bewerkt tot muziekdrama door D’Albert/Bulhaupt 1890), waarin Kaïn staat voor een prometheïsche nihilist. In de moderne tijd plaatsen auteurs de Kaïn-Abel-tegenstelling in problematische situaties van concrete, eigentijdse personages: oorlog (romans van De Unamuno y Jugo 1917, Anderberg 1948, Goytisolo 1955) of rassentegenstelling en familievetes (romans van Reyles Raza de Cain 1900, Elin-Perin Zernja 1922, Steinbeck East of Eden 1952). Vanaf de 18e eeuw spelen vrouwen achter de ontwikkelingen en gedragingen van de hoofdpersonen een ijverzuchtige of erotische rol (Weise 1704, Grandmougin ca.1890 en Heyse 1904). In de 18e eeuw ontstond een aantal oratoria, soms met de hoofdaandacht voor Kaïn (Stölzel eerste helft 18e eeuw en Radoux 1877), meestal voor de dood van Abel (Pergolesi; De Leo/Metastasio 1732; Vannucci 1757; Umstatt en Perry 1877; een oratorium van Caldara/Metastasio 1732); een enkele maal voor Jubal (Mackenzie 1889 The Dream of Jubal ). Von Weingartner/Nadel schreven op het gegeven van de eerste broedermoord een opera 1914, Badings een ballet met elektronische muziek 1956 en Lattua een muziekspel 1957. Ebach 1980; Michel 1958; Rothschild 1934. |